Nu de roman is verschenen (hierboven de wordcloud van het boek) volgt hier (om het nog maar eens vast te leggen) het lijstje mensen die ik bij de presentatie heb bedankt, min of meer op chronologische volgorde:
Mireille Berman, voor de gesprekken op de fiets die ertoe leidden dat in een vroeg stadium de volwassen zoon van Laura en Rudolf uit het verhaal verdween, waarna kinderloosheid een van de thema’s van het boek kon worden. (De zoon heette Arend-Jan of zo, hij had in ieder geval een dubbele naam, en hij had een blonde vriendin, die tijdens een etentje bij Laura en Rudolf ooit de opmerking maakte dat haar vork niet goed schoon was; weg, verdwenen, nooit bestaan hebben ze.)
De moeder van Mireille Berman, voor de opmerking over de achtertuin op pag. 63/64. Wat ziet en denkt iemand die van tuinieren houdt als ze eind november naar haar achtertuin kijkt? Ik had geen idee. Mireille: ‘Ik ook niet, maar wacht, ik vraag het mijn moeder.’ )
Eva Gerrits, voor het meelezen en de feedback, en de door haar tot ontbranden gebrachte flits van inzicht die duidelijk maakte dat de broer van Laura uit het verhaal moest verdwijnen. (Sebastiaan heette hij. Samen met zijn partner Louis dreef hij een stripwinkel in Antwerpen, hij had een voorkeur voor lange, okerkleurige mantels. Al twintig jaar gelukkig samen, maar nee, weg, verdwenen. Het is een bloedbad, zo’n roman in wording; wel was Paul Hoveling bereid een deel van de rol van Sebastiaan over te nemen.)
Mariëtte Baarda, voor de aanmoedigingen en het meelezen, en haar commentaar dat tot gevolg had dat Laura en Rudolf vuriger voor elkaar vielen.
Viktor Frölke, voor de zinnige opmerkingen en de koffie tijdens de sessies in zijn tuinhuisje, waar we elkaar ons work in progress voorlazen. Door het hardop voorlezen kwamen de gebreken van de tekst genadeloos aan het licht. (Viktors roman, Zalig uiteinde, verschijnt begin volgend jaar bij Thomas Rap en hoort op de verplichte leeslijst.)
Edith Vroon, voor het persklaar maken, waarbij ze onder meer een paar rare continuïteitsfouten ontdekte. (Zie verder hier.)
En natuurlijk iedereen bij Atlas/Contact. Erna Staal, die vond dat ik terug moest komen naar Atlas (ze had gelijk) en zinnige opmerkingen maakte over het manuscript; Sander Blom, voor zijn enthousiasme en zíjn zinnige opmerkingen; Vincent Merjenberg, Martine van As, voor de pr.
En dan nog iedereen die naar de presentatie was gekomen, soms van heinde of verre. Het kan zijn dat ik je nauwelijks gesproken heb, maar zo kan dat gaan en daar moet je niets uit afleiden, behalve dat ik je graag langer had gesproken. Want hoe is het eigenlijk met je?
*
Wat betreft het slagveld dat zich tijdens het schrijven afspeelde: je zou je daarbij een Pirandello-achtig toneelstuk kunnen voorstellen, Vier geaborteerde personages op zoek naar genoegdoening.