We hebben de lach nodig, zonder lach gaat het niet – ook al is het de lach van de man die door wolven achtervolgd zojuist zijn hele familie een voor een uit de slee heeft gegooid en merkt dat ook hij Omsk niet gaat halen; hij voelt zich schuldig vanwege zijn zelfzucht, en omdat het offer van zijn familieleden niet eens heeft geholpen, en hij stoot een schrille lach uit wanneer hij beseft dat hij onbedoeld het lijden van zijn familie heeft bekort en dat hij in feite dus zichzelf heeft opgeofferd – lachend als een gek ziet hij zich omsingeld door wolven, de paarden steigeren. Hij weet nog niet dat zijn in de sneeuw geworpen familieleden door de wolven zijn genegeerd en een voor een opkrabbelen, de sneeuw van hun jas slaan, op elkaar wachten en daarna weer op weg gaan. Want ze hebben nu de kans Omsk te voet te bereiken – de wolven zijn nog wel even bezig, niet met hun vader en echtgenoot, maar met de paarden, want daar ging de wolven de hele tijd om. En terwijl de wolven zich tegoed doen aan de paarden stapt de man uit de slee en ziet vanuit de verte zijn familie aan komen lopen. Ze keuren hem geen blik waardig en lopen met een grote boog om het feestmaal der wolven heen, de kleinste kinderen huilen een beetje om de paarden; en de man kijkt zijn familie na en lacht weer, schaapachtig deze keer.
Groots!
Dank!