scipio’s zuster (slot)

 

Bij wijze van feuilleton: het laatste verhaal over Scipio, in vier delen. Vandaag het laatste deel. (Dit hele verhaal is trouwens geschreven toen ik eerder deze zomer op Amstelglorie in het Wolkershuisje zat.)  

 

Ik was toevallig bij Scipio op bezoek toen hij dat telefoontje kreeg, we zaten met z’n allen in de gemeenschappelijke woonkamer van  de studentenflat naar voetbal te kijken, de telefoon hing in de gang, toen hij had opgehangen kwam Scipio de woonkamer binnen en vertelde wat hij zojuist telefonisch had afgesproken. Nu moeten we alleen nog een kat vinden die sprekend op die kat van de foto lijkt, zei hij, hoe moeilijk kan dat zijn?

Nog behoorlijk moeilijk, zo bleek. Ten eerste had niemand meer een poster, dus werd er iemand naar buiten gestuurd om een exemplaar van de dichtstbijzijnde lantarenpaal te halen. Daarna werd er druk rondgebeld naar mensen van wie we wisten dat ze katten hadden. We stonden op een kluitje om de telefoon. En heeft jou kat dan ook een zwarte vlek tussen zijn oren? Ken je dan misschien iemand die… Het werd later en later, op een gegeven moment waren we mensen uit bed aan het bellen. Maar we hadden geluk, iemand kende iemand die bij het asiel op de Polderweg werkte, misschien moesten we die eens bellen. Dat deden we, hij was thuis en sliep niet, tenminste niet meer toen hij de telefoon opnam. Vreemd genoeg was hij meteen enthousiast. Hij wist meteen waar het om ging, hij had de poster zien hangen en had hem zo leuk gevonden dat hij hem had meegenomen naar zijn werk, het ding hing nu op het prikbord in de personeelsruimte. Ze hadden daar vast wel ergens een kat die op het dier van de foto leek. Uitlenen deden ze natuurlijk niet bij het asiel, maar er viel wel iets te regelen.

En er werd iets geregeld. De volgende ochtend kwam Scipio thuis met een grote kattentas waarin een kat zat die een redelijke gelijkenis vertoonde met het dier van de foto. Ik was weer van de partij, ik wilde er niets van missen. De kat blies en gromde, en toen we op Scipio’s kamer de tas openmaakten, schoot hij in een rechte lijn onder het bed, maar niet nadat hij Scipio een fikse haal over zijn hand had gegeven. We probeerden hem te lokken met speeltjes en lekkere hapjes, die Scipio speciaal voor de gelegenheid had aangeschaft, maar het dier liet zich niet vermurwen. Zodra een hand te ver onder het bed stak, schoot hij naar voren om uit te halen. Laat hem maar even, zei Scipio, hij moet vast nog wennen. Hij stak zijn hoofd onder het bed en riep: ik heb een gloednieuwe kattenbak voor je gekocht, hij staat daar in de hoek! Het was mooi geweest als de kat nu had geantwoord: dat zie ik ook wel lul, en toch ga ik je hele kamer onderpissen, maar dat gebeurde niet. We sloten de kamerdeur en liepen naar de keuken, waar we met een paar andere bewoners koffie gingen drinken, of bier, dat weet ik niet meer. Zo nu en dan ging Scipio even kijken ‘of de kat al gewend was’, telkens kwam hij met nieuwe beschadigingen terug. We begonnen ons ongerust af te vragen hoe dat vanavond zou moeten, als Nansie langs kwam om de kat te aaien. Iemand kende een meisje dat op een andere eenheid woonde en dat erg goed was met katten. Ze werd erbij gehaald en na vijf minuten stak ze haar hoofd om de keukendeur met de mededeling dat ze een tetanusinjectie ging halen. Dat zou jij ook moeten doen, zei ze tegen Scipio, die er bij liep als een zelfmutilator die net enthousiast een pak nieuwe scheermesjes heeft opengemaakt. Dat is van later zorg, zei Scipio, ik denk dat ik die man van het asiel nog eens ga bellen, of hij geen verdovend of kalmerend middel heeft.

De man van het asiel had van alles, maar was natuurlijk geen dierenarts, en het was bovendien niet de bedoeling dat gezonde katten medicatie toegediend kregen om ze handelbaar te maken. Alles draaide om het winnen van vertrouwen en dat kon een proces van weken zijn; maar aangezien deze kat vanavond al moest optreden, viel er wel iets te regelen. Aan het eind van de middag kwam hij wel even langs, beloofde hij.

En inderdaad, aan het eind van de middag kwam hij langs. Hij had een koffertje bij zich en grote handschoenen. Laat me maar even met hem alleen, zei hij, mij kent hij wel. Op het asiel noemen we hem trouwens Horror, dat had ik er vanmorgen misschien even bij moeten zeggen.

Hij verdween in Scipio’s kamer en na een kwartier riep hij met gedempte stem over de gang dat we konden komen, als een begrafenisondernemer die klaar is met het lijk. We dromden de kamer binnen, de kat die blijkbaar Horror heette lag op de vloer te spinnen en tikte zacht tegen een speelgoedmuis. Scipio liep naar voren en begon hem voorzichtig te aaien. Horror begon harder te spinnen en draaide zich loom op zijn rug. Nu moet je zijn buik aaien, zei de man van het asiel. Wat heb je hem gegeven? vroeg Scipio, terwijl hij met zijn vingers in Horrors borsthaar kroelde. Als ik dat zeg moet ik jullie allemaal doden, zei de man, en erger nog, dan raak ik mijn baan kwijt. Ik denk dat het de komende zes, zeven uur wel goed zit met hem. Veel succes! Toen hij de kamer verliet zagen we dat hij een grote scheur in de achterkant van zijn overhemd had.

We gingen eten (steeds ging er iemand kijken of de kat nog goed was) en daarna wachtten we op Nansie. Precies op het afgesproken uur werd er gebeld. Er kwamen twee geblondeerde vrouwen de trap op, zo te zien moeder en dochter. Beiden zagen er moe uit. De dochter droeg een klein mager meisje dat een grote roze pleister op haar voorhoofd had. Dit is Nansie. Zeg eens goedenavond Nansie? Goedenavond, zei Nansie zacht. Ze droeg een geel jurkje. Haar huid was bleek doorzichtig, je zag overal blauwe aderen. Nadat ze was neergezet deed ze een paar voorzichtige passen, alsof ze van een andere planeet kwam en haar lichaam nog niet precies wist hoe het hier zat met de zwaartekracht en de draagkracht van de bodem. Ze keek met grote ogen naar ons omhoog en vroeg: waar is de kat?

Ik zal je naar hem toebrengen, zei Scipio. Hij had gelukkig een overhemd met lange mouwen aangetrokken. Hij pakte haar handje en liep langzaam met Nansie naar zijn kamer. Wij volgden, moeder en grootmoeder sloten de rij. Ach gut dat kind, zei grootmoeder met doorrookte stem. We hielden onze adem in toen Scipio zijn kamerdeur opende, niet voorzichtig, maar met een achteloos gebaar, alsof hij er alle vertrouwen in had. Ik zag voor me hoe de kat naar buiten sprong om zijn klauwen in het hoofd van het meisje te zetten, maar dat gebeurde niet. Horror lag rustig op Scipio’s bed. Kijk, dat is hem, zei Scipio, dat is de kat van de poster. Hij heet Felix. Zullen we hem gaan aaien?

Nansie keek naar de kat en knikte. Ze liepen naar het bed, Nansie stak haar hand uit en aaide de kat, met houterige bewegingen. De kat rekte zich uit en begon te spinnen. Hij spint, hoor je wel? zei Scipio. Dat betekent dat hij je aardig vindt.

Ach gut dat kind, zei de grootmoeder weer, en even dacht ik dat ze Scipio bedoelde. Nansie aaide nog een paar keer en keerde zich toen om naar haar moeder. Leuk? vroeg die. Is het een lieve kat? Nansie knikte. Mooi, zei haar moeder. Nansie liep naar haar toe, greep haar hand en gevolgd door de grootmoeder verlieten ze de kamer. We volgden ze door de gang, Scipio haastte zich naar voren en liet ze uit.

Dat was het? riep ik nadat de voordeur achter ze was dicht gevallen, al die moeite voor vijf minuten? Hiervoor heb je je armen laten openhalen en al die spullen gekocht?

Het gaat niet om hoe lang zoiets duurt, zei Scipio, het gaat erom dat het is gelukt, dat zie je toch, het heeft gewerkt, iedereen gelukkig. Met die kattenbak en die andere spullen kunnen we vast wel iemand anders blij maken. En zo verspreiden wij geluk waar wij maar gaan. Hij wis toen nog niet dat de kat op zijn bed had gepist en dat hij zijn dekbed zou moeten weggooien.

Later die avond haalde de man van het asiel de kat weer op en dat was het verhaal van het meisje dat de kat wilde komen aaien. Ik weet niet of Scipio daarna nog contact met Nansie en haar familie had, hij had nog wel vage plannen om nog iets voor dat meisje te doen, een inzamelingsactie of zoiets, Een vakantie voor Nansie,  Geef Nans een kans, weet ik het, maar daar is natuurlijk nooit meer iets van gekomen.’

Aan de andere kant van de deur bleef het stil. Ik ging verzitten, er schoot een pijnscheut door mijn rug. ik was stijf en moe. ‘Wat een verhaal hè,’ zei ik, ‘ik vraag me af waarom ik het nooit opgeschreven heb.’

Het bleef stil. Ik legde mijn oor tegen de deur, ik hoorde niets, geen geritsel, geen ademhaling, geen aanwezigheid, alsof er aan de andere kant alleen maar leegte was. Ze was niet in slaap gevallen, ze was vertrokken. Had ik dit hele verhaal aan mezelf verteld? Ik kwam moeizaam overeind en rammelde aan de deur, krachteloos en tevergeefs, meer voor de vorm dan dat ik hoopte dat er iets zou gebeuren. Ik liep naar het raam en schoof de gordijnen open. Donkere tuinen, ergens brandde licht in een keuken. Ik ging niet schreeuwen. Ik keerde me om en liep naar de lichtschakelaar naast de deur. Kort kort kort, lang lang lang, kort kort kort. Ik herhaalde het een paar keer en dacht toen: en wat als er iemand komt? Ik deed de gordijnen dicht, piste in de wasbak en probeerde de radio; ik hoorde alleen maar ruis. Ik deed de radio weer uit en ging op het bed liggen om eens rustig over de situatie na te denken.  Door de sprei en het dekbed heen voelde ik hoe dun het matras was. Er zat een flauwe uitholling in waar ik precies in paste.

Toen ik wakker werd was het licht. Zweterig en verkreukeld zwaaide ik mijn benen van het bed. Ik zocht mijn schoenen, ik zag ze nergens, mijn blik zocht de hele kamer af, ik vond ze pas toen ik onder het bed keek: daar stonden ze, keurig naast elkaar. Nadat ik ze had aangetrokken schoof ik de gordijnen open. Een zonnige dag. In een achtertuin hing iemand de was op. Ik keek op mijn horloge. Tien uur. Ik liep naar de deur. Die klemde, maar na een paar keer proberen ging hij open. Verbaasd bleef ik staan. Ik deed de deur dicht en probeerde hem nog eens. Hij klemde behoorlijk, maar hij ging weer open. Ik probeerde het nog eens en nog eens, maar wel vanaf de andere kant, op de overloop. Ik herinnerde me haar zachte gelach. Had de deur ooit op slot gezeten?

Ik liep de trap af. Mijn jas hing nog aan de kapstok. De voorkamer was leeg. Ik liep door naar de achterkamer, op de eettafel stond een glas sinaasappelsap met een schoteltje erop. Zo vliegen de vitaminen niet weg, dacht ik. Het was iets wat mijn moeder vroeger zei. Naast het glas lag een briefje. Trek de voordeur maar gewoon achter je dicht, dat is genoeg, we zijn hier niet in Amsterdam. Ik liet het glas staan, liep naar de gang en haalde mijn jas van de kapstok. Mijn telefoon zat nog in een van de zakken. Ik stapte naar buiten, trok de voordeur achter me dicht en liep het tuinpad af. Ze moest vannacht mijn schoenen hebben uitgetrokken, ik was in slaap gevallen met mijn schoenen aan.

Onderweg naar het station kreeg ik steeds meer de indruk dat ik Scipio zelf had gezien, dat hij van geslacht was veranderd en zich hier als lerares Engels had gevestigd. Hoe langer ik erover nadacht, hoe logischer het leek, de enige aannemelijke verklaring voor de vreemde avond die ik achter de rug had. Het zou in ieder geval verklaren waarom zijn oude naam zo weinig sporen op internet had nagelaten. Ik had dat briefje mee moeten nemen, had ik thuis nog een oud handschrift van Scipio waarmee ik die boodschap had kunnen vergelijken? Nee natuurlijk, waarom zou ik dat al die jaren bewaard hebben, als ik ooit al zoiets had bezeten. Ik kon opzoeken waar ze les gaf, binnen het uur kon ik haar lokaal binnenvallen, daar stond ze dan, achterin de klas, en in de banken zaten die leerlingen met hun donzen huidjes, kijk jongens en meisjes, daar hebben we de auteur

Aan het eind van de straat doemde het station op, de gevel ving de frisse zon van de ochtend. Ik dacht: het is wel goed zo, doe ermee wat je wilt Scipio, schrijf er maar een mooi verhaal over, ja doe dat maar.

 

 

Advertentie
Dit bericht werd geplaatst in scipio, verhalen en getagged met , , . Maak dit favoriet permalink.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s