benaderingen (13)

brussel 44

Volle dagen. Vrijdagavond voorgelezen op het aan korte verhalen gewijde Kort Dag-festival hier om de hoek , in de boekhandel van Passa Porta, met Daisy Johnson (die haar moeder had meegenomen en voorlopig wel niet meer zal afkomen van het etiket ‘jongste schrijver ooit op de shortlist van de Booker Prize’), de Argentijnse Samantha Schweblin, Saskia de Coster en Martin Michael Driessen. Er was ook een tekenaar, Wide Vercnocke, die ter plekke tekeningen maakte van verhalen die werden voorgelezen. Terwijl ze ontstonden werden ze op een groot scherm geprojecteerd. Na afloop schonk hij me de tekening die hij tijdens het voorlezen van ‘Scheer een zwerver’ had gemaakt.

Nadat we hadden voorgelezen werden Driessen en ik geïnterviewd door Ruth Joos, over het korte verhaal; het ging natuurlijk ook over schrijven in het algemeen. ‘Je moet al beginnen met schrappen voordat je gaat schrijven,’ zei Driessen op een gegeven moment, achteloos, maar voor mij was het de uitspraak van de avond, en ik herhaalde hem nog maar eens voor degenen die de impact de eerste keer was ontgaan. Toen we vooraf met Steven van Ammel van Passa Porta en de andere auteurs wat aten, had ik al de kalme, volkomen vanzelfsprekende manier bewonderd waarop Driessen onder het praten een stuk brood afscheurde en in zijn mond stak. Je zou dan denken: daar ga ik op oefenen, tot ik het ook kan, maar dat gaat nu juist niet.

De volgende ochtend naar Antwerpen. Op Brussel Centraal stonden lange rijen voor de loketten, ik haalde nog net de intercity die vertrok van perron 5. Een propvolle trein, een afgeleefde trein ook, de buitenkant onder de graffiti. Naast me zat een schriele, getatoeëerde jongen met een petje, tegenover hem zat een grote, getatoeëerde man, wijdbeens, een rugzak tussen zijn benen; voor zijn buurman bleef een klein stukje bank over. Die buurman zei er niets van, de getatoeëerde man wekte dan ook niet meteen de indruk dat hij zou openstaan voor verzoeken om een stukje in te schikken. Hij praatte zacht met de getatoeëerde jongen, ze deelden een flesje water, de hand van de jongen lag op het vensterbanktafeltje en werd liefdevol door de getatoeëerde man gestreeld. Ondertussen had de trein zich in beweging gezet, als een intercity zag hij er ook van binnen niet uit, hadden ze net toen ik me naar het perron haastte niet iets over perron 5 omgeroepen, zat ik misschien in een vertraagde stoptrein? Uiteindelijk vroeg ik aan de jongen naast me of dit de trein naar Antwerpen was. Ja, knikte de getatoeëerde man, dit is de trein naar Antwerpen. Geruststelling, boek uit tas, lezen – maar na zo’n vraag ben je natuurlijk geen normale, anonieme passagier meer, voor de rest van het traject ben je Lulletje de Toerist. Toen we stopten bij Antwerpen-Berchem kreeg ik een vaderlijk knikje van de getatoeëerde man: ‘Hier nog niet hè, de volgende.’

In Antwerpen moest ik naar het congres van de Vlaamse Auteursvereniging, dat gehouden werd in een statige oude voormalige toneelschool aan het Mechelseplein, waarop een beeld van een ontspannen achteroverleunende Elsschot bleek te staan. Ik was gevraagd deel te nemen aan een forumdiscussie over het korte verhaal met Gerda Blees en Christophe Vekeman, en met Gaea Schoeters als moderator. Er was veel volk, er zijn veel Vlaamse auteurs. De discussie vond plaats in de Rotonde van het gebouw, een intiem maar hoog rond zaaltje, dat vanwege de gietijzeren pilaren de indruk wekte van een inpandige muziektent. De nerveuze zweetaanval die ik in de trein kreeg bleef het hele gesprek door hangen, ik had het gevoel dat er stoom uit me opsteeg maar voor de buitenwereld viel het vast mee. Binnen twee dagen twee keer ondervraagd over het korte verhaal, na afloop wist ik niets meer. Maar ik heb in ieder geval weten te benadrukken dat een kort verhaal actie moet bevatten, en haalde ook nog de uitspraak van Driessen aan, dat je al moest schrappen vóór je begon te schrijven, ook deze keer werd die opmerking met gezonde verwarring en onterechte achterdocht begroet.

(Eigenlijk is alles wat ik over het korte verhaal kan zeggen gericht op de praktijk, over definities of theorieën heb ik weinig te melden, die neem ik niet serieus genoeg, laat staan het nut en voordeel van literatuur voor de mensheid – in de buurt van schrijvers die die zaken wel serieus nemen voel ik me altijd een beetje lacherig, alsof ik niet kan geloven dat ze alles wat ze zeggen echt menen. Maar dat doen ze waarschijnlijk wel, ik meen ook wat ik zeg.)

Steven van Ammel reed me vervolgens naar Turnhout, waar ik zou voorlezen op De lange nacht van het korte verhaal, in De Warande, een reusachtige schouwburg – geloof ik, het was al donker toen ik van het hotel naar De Warande liep, hoe het gebouw er van buiten uitziet kreeg ik niet echt mee, als het donker is in Turnhout is het ook echt donker, zeker als het erbij regent. Maar vanbinnen was het in ieder geval ruim opgezet, met veel mooi jaren zeventigbeton. het was een goed geregeld festival, dat veel publiek trok. Op het programma: dezelfde schrijvers als gisteren, mét dezelfde tekenaar, aangevuld met een aantal Vlaamse auteurs, en met Tommy Wieringa en Kees van Kooten.

Voor de pauze trad ik op in een door waxinelichtjes verlichte ruimte, samen met Fikry El Azzouzi. Weer las ik ‘Scheer een zwerver’ voor, twee keer, voor twee groepen. Na de pauze keek ik mee naar wat er in de grote zaal gebeurde. Kees van Kooten was de headliner. Als enige liet hij microfoon en katheder links liggen en las terwijl hij heen en weer beende over het podium en contact zocht met het publiek onversterkt zijn verhaal voor. Dat moet je kunnen. Hij sloeg veel zijpaden in, dit was geen voorlezen, dit was optreden. Hij had een vuilniszak bij zich waar hij een geel hesje uit haalde, en later een mattenklopper, hij ging vrolijk maar venijnig tekeer tegen Rutte – het was net een zondagavond in de jaren tachtig. Hij was het nog steeds, hij kon het nog steeds, hij wilde het nog steeds. In Engeland zou hij allang met liefdevolle verstikking zijn opgenomen in de categorie ‘national treasure’.

Toen ik Martin Michael Driessen in de artiestenfoyer zag, zei ik tegen hem dat ik hem zojuist nog in Antwerpen geciteerd had. ‘En ik weet welke uitspraak!’ riep hij, ‘die ga ik voortaan ook gebruiken!’ Ik kreeg bijna de neiging te protesteren, alsof zijn uitspraak inmiddels meer van mij was dan van hem.

 

(illustratie: Wide Vercnocke bij ‘Scheer een zwerver’)

 

 

Advertentie
Dit bericht werd geplaatst in brussel, schrijven en getagged met , , , , , , , , , , , , , , , , , . Maak dit favoriet permalink.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s