(Rede, uitgesproken bij de presentatie van de verhalenbundel Nederzettingen van Sanneke van Hassel, op 19 september 2019)
Acht jaar geleden reed Sanneke van Hassel met een pan soep van Rotterdam naar Amsterdam. Samen met de Stichting Literaire Activiteiten Amsterdam had ze ‘Verhalen van Noord’ opgezet. Een stuk of acht schrijvers was gevraagd een verhaal over Amsterdam Noord te schrijven, met als doel een bundel en een voorleesmiddag. Zo moest Amsterdam Noord op de literaire kaart gezet worden en daaruit kan je afleiden hoe lang dit geleden moet zijn, tegenwoordig zou Amsterdam Noord het liefst van elke kaart verdwijnen om onzichtbaar te blijven voor hipsters en toeristen.
Er was in de destijds nog leegstaande Tolhuistuin een middag georganiseerd waarop de deelnemende schrijvers elkaar zouden ontmoeten. Ook zouden ze iets over Noord te horen krijgen. Sanneke kwam uit Rotterdam met een gigantische pan soep. Hoe verbind je een groep schrijvers, hoe zorg je ervoor dat ze ontdooien? Je geeft ze warme soep. Hoe lastig is het om met de auto een pan soep van Rotterdam naar Amsterdam te vervoeren? Ik rijd zelf geen auto maar kan me diverse manieren voorstellen waarop zoiets mis kan gaan.
Die vrouw in de auto met een pan soep, en met een plan waarvan ze nog niet weet hoe het gaat uitpakken zou een personage uit een verhaal van Sanneke van Hassel kunnen zijn. Maar eigenlijk beweer ik daar niet zoveel mee, want iedereen zou een personage uit een verhaal van Sanneke van Hassel kunnen zijn, want Sanneke schrijft over ons, of we dat nu goed vinden of niet. Hebben we haar daar eigenlijk ooit toestemming voor gegeven? Nee, ik geloof het niet, ik kan me niet herinneren dat ik ooit iets heb ondertekend maar misschien ben ik de enige, was ik net ziek die middag. Ik zou trouwens alles ongezien tekenen wat Sanneke op mijn bureau legt.
Sanneke schrijft over ons en onze wereld die verandert waar we bij staan, maar de personages van Sanneke staan er niet bij, die verhouden zich tot die wereld, moeten er hun plaats in vinden, of ze willen of niet, er maar een beetje bijstaan kunnen ze zich niet veroorloven, en daarom is die vrouw die per auto een pan soep vervoert van Rotterdam naar Amsterdam toch eerder een personage van Van Hassel dan bijvoorbeeld een groepje schrijvers dat ergens in Amsterdam Noord rustig wacht tot de soep wordt opgediend.
Als je het typische Van Hassel-personage wil omschrijven, kom je dus algauw uit bij: geen schrijver die rustig wacht tot iemand anders ingrijpt. Maar dat betekent niet dat de mensen die Sannekes verhalen bevolken dienstbaar zijn, nee, ze moeten zich handhaven, ze slaan zich er doorheen, zo goed en kwaad als het kan, het zijn ook geen heiligen, ze kunnen zelfs behoorlijk vilein zijn. Menselijk zijn ze altijd, daar zorgt Sanneke wel voor. Ze geeft een dakloze zwerver uitgebreide botanische kennis mee en voilà: we zien geen zwerver maar een mens over wie we ons vragen gaan stellen.
De mensen uit de verhalen van Sanneke (ik ben stilzwijgend overgegaan van ‘personages’ naar ‘mensen’ en dat zegt ook wat over haar werk) bewegen zich niet in een vacuüm, anders dan dat groepje schrijvers die nog steeds op hun soep wachten zijn ze verankerd in omgevingen, in banen of pogingen aan het werk te komen, in huizen, in omgevingen waar ze voortdurend met anderen worden geconfronteerd. En omdat ze deel uitmaken van een gemeenschap met huizen en straten en medebewoners is ‘Nederzettingen’ een uitstekende titel voor deze bundel.
Het is gebruikelijk om een verhalenbundel te vernoemen naar een van de opgenomen verhalen; het achterliggende idee is dan dat die ene verhaaltitel iets te laten zeggen over de hele verzameling en deze bundel vormt daarop geen uitzondering. Toch heb ik even de inhoudsopgave geraadpleegd om te zien of Sanneke en haar uitgever geen kansen hebben laten liggen. Meteen al het eerste verhaal heet ‘Onze straat’. Was dat ook geen goede titel geweest voor de bundel? Het klinkt niet slecht en past ook wel bij het werk van Van Hassel, niet alleen het eerste maar ook het laatste verhaal uit de bundel had zo kunnen heten en voor een verhaal is het goed maar een bundel met die titel klinkt als een kinderboek of een verhandeling over architectuursociologie. Het tweede verhaal heet ‘Eiland’ en ook dat zou geen goede titel voor de bundel zijn want een eiland is nou juist wat niemand is bij Van Hassel. Zoals gezegd, we zijn allemaal met elkaar verbonden, of we nu willen of niet. Ik zal niet alle titels af gaan – ‘Plastic man’ klinkt als een superheld uit het Marvel Imperium, ‘Elf’ zou een verwarrende titel zijn voor een bundel die zestien verhalen bevat, ‘Omdat ik het zeg’ klinkt veel te autoritair – maar ook zonder uitputtende opsomming zult u van me moeten aannemen dat deze bundel de best mogelijke titel heeft gekregen. Niet alleen omdat het verhaal ‘Nederzettingen’ in Rotterdam speelt, maar ook wel een beetje daardoor. Rotterdam is de omgeving waar veel van Sannekes verhalen zich afspelen, in dit verhaal gaat het zelfs over de oudste resten van Rotterdam. Maar belangrijker is dat ook in dit verhaal op de achtergrond de lichte melancholie zweeft die vaker aanwezig is in Sannekes verhalen, melancholie van een bedrieglijke lichtheid omdat ze tegelijk zwaar is omdat ze veroorzaakt wordt door onze reacties op dromen, gemiste kansen, de harde werkelijkheid, het leven dat doorgaat, en door ons kleine formaat vergeleken met de wereld om ons heen. Want we zijn eigenlijk maar heel klein.
Sanneke van Hassel is een schrijver die onderzoekt. Wie zijn we in verhouding tot anderen, in wat voor wereld leven we, wie zijn de mensen om ons heen. Dat zijn niet de slechtste vragen die een schrijver zich kan stellen, het houdt de blik naar buiten én naar binnen gericht. (De slechtste vraag die een schrijver zich kan stellen is natuurlijk: waar blijft de soep?)
In deze verhalen schrijft Sanneke zelfverzekerder en losser dan ooit; die twee, zelfverzekerdheid en losheid, liggen uiteraard in elkaars verlengde. Ze laat meer van zichzelf zien, ook, heb ik de indruk. En zoals ze dat altijd al kon, zet ze in een paar regels iets neer dat de stemming bepaalt van alles wat nog volgt. In het verhaal ‘It’s not how good you are’ bezoekt een vrouw die voor zichzelf begonnen is een bijeenkomst voor zzp’ers. Het is een moeizame toestand, daar.
De man voor haar droeg een sweater met HONDENTRAINNG DROEFIE. De afgebeelde hond had dezelfde hangogen als de beagle die een vriendin na haar scheiding in huis had genomen en die de meubels die haar ex had laten staan stuk voor stuk had gesloopt.
Hier zit zo veel in. De droefheid van de hele bijeenkomst, uiteraard, een scheiding, een ex, meubels die de ex liet staan en die worden stuk geknaagd door de hond die de ex verving – het is een verhaal op zich. Dat is het mooie van Nederzettingen: er staan veel meer verhalen in dan de zestien uit de inhoudsopgave. En al die verhalen raken je, en al die verhalen zijn goed.
Oeps, rob
Oeps?Anagram van soep, maar geen idee wat je bedoelt.
Hoe verbind je
Ah, zo. Verbeterd.