lege kooitjes

We waren naar de tentoonstelling van Roger Raveel in Bozar. Mooi opgebouwd, niet te groot (heerlijk!), uiteraard niet te druk. Van Raveel wist ik weinig. Dit jaar zou hij honderd geworden zijn. ‘Raveel wordt beschouwd als een van de belangrijkste Belgische schilders van de tweede helft van de 20e eeuw,’ staat te lezen op de site van Bozar, ‘maar hij onderscheidde zich radicaal van zijn generatiegenoten door een geheel eigen en bijzondere beeldtaal, balancerend tussen figuratie en abstractie en met zijn eigen omgeving als belangrijkste inspiratiebron.’

En dat zagen we dan ook, die eigen omgeving. Zijn vrouw, hun interieur, hun achtertuin – als ik het zo opschrijf klinkt het minzaam, maar zo is het niet bedoeld. De schilder zocht de antwoorden op de vragen die hij had in de omgeving die hij het beste kende en het vaakst zag.

Wat zag je als je de zalen doorliep? Iemand die op zoek is naar, inderdaad, zijn eigen beeldtaal. Waarbij de schilderijen stadia in die zoektocht waren. Je kijkt naar een schilder die zich bewust ontwikkelt, laat beïnvloeden en zich verder ontwikkelt. Dat leverde een resultaat op dat op mij nogal cerebraal overkwam. Je ziet wat Raveel probeert, voor welke problemen hij oplossingen zoekt, maar het raakte me nauwelijks. Ook weer eens goed om daarbij bepaald te worden: ik wil blijkbaar toch vooral geraakt worden door beeldende kunst; bij deze tentoonstelling raakten de worstelingen en de vragen van de kunstenaar die resulteerden in de werken me meer dan die werken zelf.

Gelukkig waren er uitzonderingen, zoals de kleine schilderijen met het tafeltje, zie de foto’s hieronder. En Raveels tekeningen zijn vrijwel per definitie ontroerender dan zijn schilderijen, zie bijvoorbeeld De dubbende man (mooie titel ook, hij maakte er meerdere). Zodra een tekening een schilderij werd, was het weg: zie de tekening van het beertje en het schilderij van hetzelfde beertje. (even aanklikken voor volledig beeld). Raveels expressivistische periode leverde ook mooie dingen op. Een paar reusachtige werken in de laatste zalen waren ook goed, omdat Raveel daar zich toch een beetje leek te hebben uitgeleefd, daar zag je iets van plezier.

Op een gegeven moment ging Raveel, onder invloed van de popart, objecten aan zijn schilderijen toevoegen. Dat leverde werken op als een schilderij van een kapstok waaraan een echte houten kapstokhaak is bevestigd; of een uitzicht waarvoor een echt houten venster is aangebracht. Heel erg overtuigend kwamen die werken niet over. Zo’n aanpak is ondanks alle veronderstelde vragen die het op zou roepen over kunst en werkelijkheid et cetera toch een beetje een gimmick; iets dat je ’s avonds verzint en de volgende ochtend weer verwerpt als te veel voor de hand liggend. Aan sommige schilderijen waren vogelkooitjes bevestigd, waarin kanaries dan wel duiven zouden moeten bivakkeren. Op de tentoonstelling waren de kooitjes leeg. Naar verluid zaten er in het begin wel vogels in maar hebben ze het niet overleefd, ondanks alle goede zorgen.

In die periode maakte Raveel ook schilderijen van karretjes waaraan een echt fietswiel was bevestigd. Dat had nog wel wat, vanwege de mooie cirkel van die wielen, de associaties met het fietswiel van Duchamp en niet in de laatste plaats vanwege het lichtelijk geestverruimende feit dat er dus schilderijen van Raveel zijn die een lekke band zouden kunnen krijgen.

Advertentie
Dit bericht werd geplaatst in brussel, Geen categorie, kunst en getagged met , , . Maak dit favoriet permalink.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s