ode aan het korte verhaal

12744603_953511308075507_422273471414036040_n

Gisteravond werd in het Lloyd Hotel in Amsterdam de Week van het korte verhaal ingeluid met de uitreiking van de J.M.A. Biesheuvelprijs aan Marente de Moor, voor haar bundel Gezellige verhalen. De organisatie had gevraagd of ik een ode aan het korte verhaal wilde schrijven en voorlezen.

Laat ik dan maar meteen met een cliché beginnen – met hét cliché, als het om korte verhalen gaat. Een beginnend schrijver komt met korte verhalen bij een uitgever, en de uitgever zegt: ja, ja, dat zijn goeie verhalen, maar schrijf nu eerst maar een roman. Want de uitgever denkt: korte verhalen verkopen niet, zeker als het om een onbekende debutant gaat. En die onbekende debutant denkt: het gaat ze hier alleen maar om geld, niet om literatuur.

Maar die uitgever heeft natuurlijk helemaal gelijk. Hij denkt aan geld, dat is waar, maar hij bewijst een dienst aan de literatuur. Want inderdaad, schrijf eerst maar eens een dikke roman – één roman? Schrijf eerst maar eens een serie dikke romans over je eigen strijd met het leven en je familie, over het Parijse societyleven aan het begin van de twintigste eeuw, over het bedrijf waaraan je de beste jaren van je leven hebt verspild, of over kabouterachtige wezens die een ring gaan omsmelten – put je eerst maar eens uit met zo’n cyclus van duizenden pagina’s; daarna gaan we wel eens kijken of je in staat bent een verhaal van drie pagina’s te schrijven.

Waarmee, beste schrijver, ik alleen maar bedoel dat je niet in het korte verhaal moet blijven hangen omdat je de stap naar de roman nooit heb durven of willen zetten. Het korte verhaal is geen vingeroefening. Je weet pas echt wat een kort verhaal is, en ook: wat het níet is, als je andere genres hebt geprobeerd. Je weet pas wat beperking is als je ongelimiteerd en grootschalig je gang bent gegaan.

En natuurlijk, beste schrijver, zijn er tegenvoorbeelden; auteurs, dood of levend, voor wie dit niet opgaat, die al uitstekende verhalen schreven voordat ze aan romans begonnen, voorzover ze überhaupt een roman hebben gepubliceerd. Maar als we onszelf één regel moeten voorhouden, is het wel deze: tot het tegendeel is bewezen, zijn wij geen tegenvoorbeeld. Dat geldt overigens niet alleen voor zaken van literaire aard.

*

We moeten ook de beste lezers niet vergeten, de lezers, die, zo hoor je steeds weer, en niet in de laatste plaats van henzelf, niet van korte verhalen houden. En geef ze eens ongelijk. Wanneer je aan een kort verhaal begint, word je halsoverkop een wereld in gesmeten waar je niemand kent en waarover elke achtergrondinformatie ontbreekt – en net als je een beetje de weg weet, is het al weer afgelopen. Nee, dan een roman. Daar word tenminste nog de tijd voor je genomen, daar worden karakters ontwikkeld, daar wordt een wereld voor je neergezet waarin je urenlang kunt verdwijnen.

Bij een verhaal moet je veel meer zelf doen. Maar dat is dan ook de kracht van het verhaal: je kan er niet in wegzakken, je wordt niet bij de hand genomen. Als lezer word je nooit zo serieus genomen als wanneer je een kort verhaal leest. De schrijver van korte verhalen gooit alle ballast overboord, hij komt direct ter zake, karakters zijn al ontwikkeld wanneer je ze leert kennen. Hij schept geen werelden, hij suggereert ze, zoals een tekenaar met een paar potloodstrepen een landschap oproept. Hij schrijft voor de goede verstaander.

Wat is een roman? Een illusionist die op een podium temidden van wolken rook en spuitend vuurwerk weesmeisjes doorzaagt en olifanten laat verdwijnen. Ademloos kijk je toe vanuit je plekje in de zaal, het gaat maar door daar, op dat podium. En opeens staat die illusionist vlakbij je, zo dichtbij dat je zijn ademhaling op je huid voelt, en hij laat je een kaart kiezen die op mysterieuze wijze even later opduikt in je broekzak, en hij laat je horloge verdwijnen en haalt het meteen daarop uit je oor, of uit zijn oor, of uit beide oren tegelijk, het jouwe en het zijne, en weg is-ie weer. Díe illusionist, dat is het korte verhaal. Wat de illusionist op het podium met die olifant en dat weesmeisje deed, daarvan wist je dat het een truc was. Maar met die kaart, en dat horloge – dat kán helemaal niet, je stond er nota bene met je neus bovenop.

De inzet bij het korte verhaal is hoog. Een mislukte roman kan altijd nog goede passages bevatten; als het met het weesmeisje niet lukt, kunnen we altijd nog de olifant laten verdwijnen, en ondertussen schieten we wat extra vuurwerk af om het publiek af te leiden. Een mislukt verhaal is niets. Een goochelaar die vlak voor je neus afgaat, heeft geen been om op te staan.  Maar als het goed gaat, blijf je verbluft achter.

Nergens kan de schrijver zo’n mate van perfectie bereiken als in een goed kort verhaal. Er is geen tijd voor afleiding, geen ruimte om je achter te verschuilen. Hij kan zich concentreren op de kern. Daarom kan een verhaal een impact hebben die heftiger en directer is dan de indruk die een roman achterlaat. Een goede romanschrijver is een bokser die na vijftien ronden op punten wint. De schrijver van korte verhalen gaat voor een knock-out in de eerste ronde. Die knock-out kan uiterst subtiel zijn, uitgedeeld met een fluwelen handschoen; toch lig je uitgeteld op de mat, verbaasd, verwonderd en misschien zelfs dankbaar.

*

Nou ja, je kan beelden verzinnen wat je wilt. Momenteel herlees ik een van de bekendste verhalenbundels uit de twintigste eeuw, Dubliners van James Joyce, om me voor te bereiden op de nieuwe Nederlandse vertaling die volgende maand uitkomt. O ja, denk ik onder het lezen. O ja. Niet eens: o ja, dit is hoe het moet, maar: dit is hoe het is. Een goed verhaal kan de illusie wekken dat het er altijd is geweest, omdat wanneer het eenmaal is gepubliceerd, een wereld waarin het niet bestaat, niet meer zo goed voorstelbaar is.

Nog één beeld dan, om het af te leren. Schrijven is van trapeze naar trapeze zwaaien in de top van het circus. Er kan van alles misgaan, maar als je in het ritme zit, kan je het lang volhouden. Opeens kijk je naar beneden en zie je dat ze het vangnet hebben weggehaald. Dat is het moment om aan een kort verhaal te beginnen.

 

foto afkomstig van de site van de Biesheuvelprijs
Dit bericht werd geplaatst in Geen categorie, verhalen en getagged met , , , , . Maak dit favoriet permalink.

Een reactie op ode aan het korte verhaal

  1. Pingback: Recensie: Griet Op de Beeck - Gij nu - Tzum literair weblog

Plaats een reactie