benjamin, jonathan en jonathan

Zondagmiddag ruim ik mijn zolder op. Bij de vorige opruiming, een flink aantal jaren geleden, heb ik veel oude versies van romans weggegooid, en dat luchtte op. Maar wat nooit is uitgegeven, valt niet onder ‘oude versies’ en is bewaard gebleven. Zo tref ik nu tot mijn verbazing een uitgeprint manuscript aan dat Benjamin heet, op de eerste pagina staat de datum 28 november 1997. Op de dag af vierentwintig jaar geleden. Een keurige print, 142 pagina’s, hier en daar een aantekening in de marge. Ik herken het handschrift, het is van Adriaan Jaeggi, die ooit mijn redacteur was bij Thomas Rap, en te jong overleed, in 2008.

Soms vertel ik over dit project als het over De Altijd Zo Lastige Tweede Roman gaat. ‘Mijn tweede roman is nooit verschenen,’ zeg ik dan, en dan gaat het ongeveer zo verder: dat ik in de jaren negentig aan diverse uitgevers een serie verhalen opstuurde, verhalen die ik in de voorgaande zes, zeven jaar had geschreven en waarvan de meeste min of meer dezelfde hoofdpersoon hadden, een wat vage student die Benjamin heette. Ik kreeg die verhalen steeds weer terug, noodgedwongen zocht ik mijn toevlucht tot steeds kleinere uitgeverijen, en uiteindelijk viste Adriaan Jaeggi die verhalenbundel bij Thomas Rap uit de slush pile. Hij las ze, liet me per brief weten dat hij ervan genoten had en vroeg of ik eens wilde langskomen. Op het kantoor van Rap zei hij dat hij liever een roman had dan een verhalenbundel. Ik zei dat ik een roman aan het schrijven was, en die roman verscheen een jaar later, dat was Reddend zwemmen.

Toen ik het daarna met Adriaan over mijn tweede boek had, besloot ik, in samenspraak met hem, om die eerder geschreven verhalen tot een roman om te werken, over een vage student die Benjamin heette. ‘Daar ben ik toen vier jaar lang aan bezig geweest!’ vertel ik dan, op dat moment gaat mijn stem meestal iets harder klinken, ‘en het werkte niet, het was trekken aan een dood paard! En toen was ik zo gefrustreerd dat ik aan iets nieuws begon en toen heb ik in zes weken Troje geschreven, en dat werd dan mijn volgende roman. Mijn tweede roman is dus eigenlijk nooit verschenen!’

Wat ik vergeten was: dat er van Benjamin dus wel degelijk een manuscript is geweest dat door Adriaan gelezen en becommentarieerd is. Nu ik het weer zie, weet ik het weer. Ik lees het diagonaal door en herken een aantal in de roman verwerkte verhalen, en zie ook dat ik concessies aan die verhalen heb moeten doen om er één geheel van te maken. Heel overtuigend is het allemaal niet, Adriaan had wat opmerkingen over bijfiguren die beter uit de verf moesten komen en daarin had hij gelijk, het is een vaag geheel over een vaag personage, die nu ook, in tegenstelling tot in de verhalen, een zwaar calvinistische opvoeding heeft genoten. Voor de romanversie is er, als verbindend element, verder ook nog een zo nu en dan opduikende bovennatuurlijke verschijning toegevoegd, een jongen die Jonathan heet en zich Benjamins biograaf noemt. Het eerste gesprek tussen Benjamin en Jonathan vindt plaats op de IJsselbrug in Kampen. Dat dat gesprek op een brug plaatsvindt is niet toevallig: deze Jonathan is verwant aan de Jonathan uit Miniapolis, besef ik nu opeens. Beide Jonathannen zijn ontleend aan een fragment dat ik in de vroege jaren negentig ooit op de BBC zag, ik heb geen idee in welk programma. Er wordt een zakenman geïnterviewd die toen hij in de ochtendspits te voet de Thames overstak, aan de rand van de brug een jongen zag hangen die blijkbaar zelfmoord wilde plegen. De man stopte, praatte op de jongen in, hees hem omhoog en zette hem op zijn voeten. En toen?, vroeg de interviewer. Ja, zei de man, toen ben ik doorgelopen naar mijn werk; bijna verontschuldigend, maar toch niet helemaal, hij was tenslotte toch ook op weg naar zijn werk? Het interview werd op straat, misschien wel op die brug zelf, afgenomen. Ik meen me nog vaag te herinneren dat de man vertelde dat hij aan het eind van de brug nog een agent had gewaarschuwd. Geen idee hoe betrouwbaar deze herinnering is. Maar het fragment maakte indruk op me, dat weet ik nog wel, door de terloopse manier waarop de man over het gebeuren sprak, als iemand die zich een beetje schaamde, niet voor wat hij had gedaan maar omdat hij daar later nog eens over moest praten.

De datum die op het manuscript staat, was een deadline, zo blijkt uit een dagboekaantekening van 29 september 1997:

Druk, overspannen, met heen en weer schietende gedachten. Wat te schrijven, paniek, wantrouwen. [Benjamin] is het niet, het is verkeerd, harkerig, te ‘geprobeerd’, braaf, om verkeerde redenen geschreven et cetera, tot in een panisch & vernauwend oneindige, en in reactie daarop tuimelen de ideeën over elkaar heen, het moet anders, op veel verschillende manieren, maar te veel bomen en geen bos, en geen rust. En ik was al opgejaagd met m’n zelfopgelegde deadline van 28 november. Dood spoor, more likely. En erger: “verkeerd, harkerig, te ‘geprobeerd’, braaf”: dat ben ik zelf.

Was ik dat dode paard ook zelf? Ik had niet moeten terugkeren naar die oude verhalen. ‘Om verkeerde redenen geschreven’, dat had ik toen al wel door, twee maanden voor de deadline, en ik ben er na deadline nog tot diep in 1999 mee doorgegaan. Het is maar goed dat dit nooit verschenen is, romans over vage studenten waren er destijds al genoeg, en ik zit er zelf ook nog te veel in. En zoals gezegd, de verhalen hebben niets gewonnen bij de omvorming tot roman.

Niet alle verhalen uit de oorspronkelijke bundel haalden dit manuscript. ‘Boys Keep Swinging’ bijvoorbeeld is nergens terug te vinden, dat heb ik later opgenomen in Hier wonen ook mensen. Dat is altijd wel een goede tactiek: iets uit een geheel lichten en apart publiceren, om te voorkomen dat je ooit nog eens iets met dat geheel zou kunnen doen, mocht je in de verleiding komen. Met mijn nulde boek, Tobias, een novelle die in de jaren tachtig veel afwijzingsbrieven van uitgeverijen verzamelde, heb ik dat ook gedaan: daar heb ik een fragment uitgehaald en als zelfstandig verhaal in Elektriciteit opgenomen, ‘Achttien’ heb ik dat verhaal genoemd, omdat het ging over een jongen die achttien werd. Nu nog nadenken over wat ik met die print van Benjamin ga doen.

Advertentie
Dit bericht werd geplaatst in schrijven en getagged met , , , . Maak dit favoriet permalink.

4 reacties op benjamin, jonathan en jonathan

  1. Michiel Suurmond zegt:

    Heeft ‘Visser’ niet ook een Jonathan? (Ik ga het nu controleren.)

  2. Pingback: ‘Miniapolis’ van Rob van Essen: de wereld blijft een puzzel – THE DREAM LIFE OF BALSO SNELL

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s