wie dit leest tast in het duister

1

Nu nog een roman van Gerard Reve, en dan heeft Nederland Leest alle leden van de Grote Drie (of moet je tegenwoordig zeggen de Voormalige Grote Drie?) gehad: in 2008 stond Twee vrouwen van Harry Mulisch centraal, dit jaar (her)leest Nederland De donkere kamer van Damokles van W.F. Hermans.

Vreemde titel, goedbeschouwd, vergezocht en geforceerd. Het klinkt eerder als een novelle van Mulisch dan een roman van Hermans. Maar klassieke titels hebben de goede gewoonte zich los te zingen van hun achterliggende betekenis, en op dat abstracte niveau staat deze titel als een huis, onontkoombaar en vanzelfsprekend, met een mooie sombere klank en een goed ritme. (Toch zou ik niet graag de scholieren de kost geven die zich in de loop er jaren hebben afgevraagd waarom de man die blijkbaar de eigenaar is van de donkere kamer waar de alles beslissende film wordt ontwikkeld, alleen in de titel bij naam wordt genoemd en verder in het boek niet meer voorkomt.)

Een boek als een labyrint Henri Osewoudt is niets, een onbeduidend mens. Zijn moeder vermoordde zijn vader, hij trouwde met zijn nicht en drijft een sigarenwinkeltje in Voorschoten. Maar dan: mei 1940, oorlog, en daar is Dorbeck, Osewoudts dubbelganger, maar met baardgroei en lef. Geheime opdrachten, verzetsdaden, alles in opdracht van Dorbeck. Maar Osewoudt verstrikt zich in het labyrint, wat is goed, wat is fout, aan welke kant staat Dorbeck, aan welke kant staat hij zelf? Na de oorlog wordt hij vastgezet, dat moet een misverstand zijn, dook Dorbeck maar op, die zou alles ophelderen. Dorbeck? Wie is dat, heeft die ooit bestaan?

De donkere kamer van Damokles is een raadsel zonder sleutel. Of Dorbeck alleen in de fantasie van Osewoudt heeft bestaan of niet blijft onopgehelderd, boekdelen zijn erover vol geschreven. Maar goedbeschouwd bestaat Osewoudt ook niet echt. Zodra na zijn ontmoeting met Dorbeck zijn oorlogsavonturen beginnen, is van een coherent personage geen sprake. Als er geschoten moet worden, is hij vastberaden, als hij Dorbeck mist, is hij onzeker, als hij alleen met een meisje is, wordt hij een doortastende minnaar, als hij zijn meisje mist, wordt hij een sentimentele correspondent, als na de bevrijding de koningin langskomt, blijkt hij opeens Oranjegezind – geen van deze eigenschappen lijkt verankerd in zijn persoonlijkheid, ze lijken het gevolg van de situatie waarin hij zich bevindt. Alsof hij een reservoir eigenschappen heeft waaruit hij naar behoefte kan putten. Of zijn het eigenschappen van Dorbeck die op dergelijke momenten naar boven komen?

*

Misschien bestaan Osewoudt en Dorbeck alleen in onderlinge afhankelijkheid. Ergens is een verwisseling opgetreden, kijk maar naar de namen die ze dragen. Osewoudt – een naam voor een held, met de associaties van oser (durven) en uitgestrekte bossen, een geschikt landschap voor een onverschrokken ridder in oorlogstijd. Dorbeck? Een uiterst geschikte naam voor een onbetekenende sigarettenverkoper met een vrouw die hem bedriegt. Misschien hadden hun levens zich nooit gekruist als ze elkaars naam niet hadden gedragen.

Onopgeloste raadsels gaan langer mee dan opgeloste. Maar dat is niet de enige reden dat De donkere kamer van Damokles een tijdloze indruk maakt. Het komt ook door de kale stijl van Hermans, met veel dialogen en weinig beschrijvingen. Daardoor krijgt de roman snelheid. Tegelijkertijd werkt de combinatie van zakelijke stijl en raadselachtig verhaal vervreemdend. Het doet denken aan Kafka, ook als het gaat om de wanhopige verbetenheid waarmee Osewoudt greep op de gebeurtenissen probeert te krijgen. Als lezer probeer je dat ook. Je rekent op helderheid, maar wordt geconfronteerd met droomlogica.

Dat wil niet zeggen dat het verhaal een droom is van Osewoudt. Dat is maar goed ook, niets is zo vervelend als het lezen van andermans droomverslagen. De donkere kamer van Damokles is de droom van de schrijver, en je ervaart de urgentie waarmee hij die droom op papier heet gezet. Daardoor wordt het ook de droom van de lezer, en dus blijf je gefascineerd doorlezen, ook (of juist) wanneer je doorkrijgt dat het raadsel alleen maar groter zal worden.

Toen ik die droom dit weekend herlas, zag ik vanuit mijn ooghoek opeens de regel: ‘’s Avonds luisterden ze naar radio Niemand.’ Dat was een vreemde zin. Ik had het dan ook niet goed gezien, er stond: ‘’s Avonds luisterden ze naar de radio. Niemand had iets bijzonders te zeggen.’

Maar toch – als er ergens wordt geluisterd naar Radio Niemand, dan bij Hermans. Bij Reve kunnen ze nog afstemmen op Radio Maria Moeder van Smarten. Bij Mulisch luisteren ze geboeid naar Radio Mulisch. Bij Hermans is de ether leeg.

2

Het bovenstaande stuk verscheen vorige week in NRC Handelsblad. Er was geen ruimte om uitgebreid in te gaan op de stijl van de roman, ik had graag wat geschreven over hoe hard het aankomt als er iets van ontroering of lyriek door de zakelijkheid heen sijpelt. Zoals wanneer Osewoudt naar het hoofdpostkantoor van Den Haag gaat om te kijken wie de postbus komt legen.

Het rook naar vochtig linnen, verdrogende inkt en eindeloos heimwee, als in alle postkantoren […].

Dat eindeloze heimwee blijft hangen, omdat er verder in de roman nergens sprake is van melancholie. ‘Eindeloos heimwee’, alleen al door die woordcombinatie moet je meteen denken aan een van de beste verhalen die Hermans ooit schreef, ‘Het grote medelijden’, uit Een wonderkind of een total loss, waar Hermans in de laatste regel zijn hele oeuvre lijkt samen te vatten: ‘Scheppend nihilisme, agressief medelijden, totale misantropie.’

*

Inmiddels heb ik in de bibliotheek een exemplaar van de Nederland Leest-editie van De donkere kamer van Damokles opgehaald, en toen ik de daarin opgenomen lofrede van Claudia de Breij las, moest ik ook weer aan ‘Het grote medelijden’ denken.

Als een boek grootschalig gepromoot moet worden, is het onvermijdelijk dat een Bekende Nederlander wordt ingeschakeld. Dat zou drempelverlagend moeten werken. (Maar je kan een drempel ook zó laag maken dat hij in een sleuf verandert, en dan kan je alsnog lelijk op je bek gaan als je niet uitkijkt.)

De Breij houdt van het boek, zo te lezen, en ze doet haar best, en wie weet haalt ze inderdaad een aantal mensen over aan het boek te beginnen (‘Die rare Osewoudt,’ schrijft ze ergens vertederd, en dan verwacht je toch een heel ander boek dan Hermans heeft geschreven), maar aan het eind van haar lofrede gaat het toch mis. ‘Dat biedt troost,’ schrijft ze over het geworstel van de personages. ‘Dat, en dat je tijdens het lezen het comfortabele gevoel bekruipt dat het met Hermans’ personages altijd nog een heel stuk slechter gaat dan met jou.’

Dat is een ongelukkige uitspraak, typisch een conclusie van iemand die een stuk schrijft en niet op tijd ophoudt. Er moet nog een uitsmijter bij! Nee, dat hoeft helemaal niet. En zeker niet deze uitsmijter. Het idee van dat ‘comfortabele gevoel’ waarmee je over andermans ellende leest, ontkracht alles waar het werk van Hermans voor staat, alles waar goede literatuur voor staat. En toen moest ik dus weer denken aan ‘Het grote medelijden’. Want het gaat bij literatuur niet om comfort, het gaat om een vorm van medelijden. Als het je alleen maar gaat om bevestiging van het idee dat anderen het slechter hebben, laat de literatuur dan links liggen alsjeblieft; dan kan je beter een site als politiescanner.net raadplegen en met je smartphone in je hand een route uitstippelen langs de vermelde verkeersongelukken.

*

En dan is er ook nog Philip Freriks, die door de CPNB is uitgekozen tot ambassadeur van Nederland Leest. Aan de binnenkant van het omslag staat een korte tekst van hem. De laatste zinnen luiden:

 De donkere kamer van Damokles biedt superieur schrijverschap, bloedstollende spanning en een sluipend gevoel van ongemak. Osewoudts leven wordt ons leven. Welke keuzes maken wij?

‘Welke keuzes maken wij?’ Als Osewoudt nou nog een Elckerlyc was aan wie we ons kunnen spiegelen, maar dat is hij niet. Het is bovendien een onbeschaamde vraag. Het draait helemaal niet om ons. Nee, wacht – ja, het draait wel om ons, zoals bij alle goede literatuur, maar niet op die manier. Literatuur is geen gereedschap dat voor ons klaar ligt en dat we kunnen gebruiken om onze eigen kleine levensvragen te beantwoorden, het boek zelf is het hoofddoel, de lezer is het gereedschap van het boek. Over je eigen keuzes nadenken doe je maar in je eigen tijd.

Het is een mooi initiatief, Nederland Leest, het is alleen jammer dat de organisatie op haar hurken gaat zitten. Ze hebben bij de CPNB niet door dat hun doelgroep net zo groot is als zij zelf, ze kunnen gewoon blijven staan. Jammer dat ze dat niet doorhebben en het in hun goed bedoelde minzaamheid allemaal net iets te simpel voorstellen. Zo zit bij het boek ook nog  een boekenlegger met een rode kant (‘wie dit leest is slecht’) en een groene kant (‘wie dit leest is goed’). Alsof de roman tot die keuze valt te reduceren. Er had beter een boekenlegger bij kunnen zitten waarvan beide kanten waren bedrukt met de tekst ‘wie dit leest tast in het duister’.

Literatuur is ambivalentie. Waarom zou je dan literatuur gaan promoten op een manier die alle ambivalentie ontkent? ’t Is alsof je een leeuw tentoonstelt bij wie eerst zorgvuldig gebit en nagels zijn verwijderd, zodat de mensen lekker dichtbij kunnen komen. Een leeuw is het ondertussen niet meer.

Dit bericht werd geplaatst in lezen en getagged met , , , , , , , , . Maak dit favoriet permalink.

5 reacties op wie dit leest tast in het duister

  1. Pingback: Nieuws: Rob van Essen haalt uit naar Claudia de Breij | Tzum literair weblog

  2. Casper Luckerhof zegt:

    Goed stuk. Maar het lijkt iets arrogants te hebben om lezers te dwingen hoe hun perceptie van literatuur zou moeten zijn. Zit daar niet juist het ‘tijdloze aspect’ in, in het feit dat dit boek haar waarde weet te behouden ondanks een veranderende tijdsgeest? CPNB valt niets te verwijten lijkt me.

    • Dank je. Het zou inderdaad iets arrogants hebben om lezers te dwingen tot een bepaalde perceptie van literatuur. Dat is ook niet wat ik doe met dit stuk, ik geef commentaar op de manier waarop de CPNB dit boek presenteert. Ik zou ook helemaal niet weten hoe dat moest, lezers dwingen.

  3. Rob, het verbaast je toch niet w e r k e l i j k dat een organisatie als Coll. Propaganda voor het Ned. boek imbecielen inzet om imbecielen te winnen voor DDKvD?

Plaats een reactie